Ik woon al een tijd in Gent, volgens mij de mooiste stad van België. Niet verwonderlijk dat sommige van mijn vrienden en kennissen jaloers zijn en ook (willen) verhuizen. Voor elke gast die we met couchsurfing ontvingen was het een stop tussen Brussel en Brugge. Russen, Nederlanders, Fransen, Zuid-Afrikanen, Roemenen, . . . Meestal waren ze zo aangenaam verrast door Gent dat ze op weg terug van Brugge een extra stop maken om hier toch nog een paar uren of dagen extra te kunnen spenderen.
Enfin, om maar te zeggen: wonen in een leefbare stad is iets prachtigs. Een stad wordt gebouwd door veel individuën over een hele lange periode. Ik vind dat fascinerend. Het perfecte antigif tegen mijn cynische kant: niemand heeft de stad écht in de hand. Ik geloof wel in een soort aanzuigeffect: een bepaalde soort samenleving trekt een bepaalde soort mensen aan. Ik voel me hier voornamelijk bij gelijkgezinden. Mensen die bij tragisch moeilijke beslissingen, waarbij beide kanten eigenlijk gelijk hebben, er toch net eerder voor kiezen om wél een fietsstraat aan te leggen. Of er toch net eerder voor kiezen om data openbaar te maken in plaats van gesloten. Of om een nieuwe bib te bouwen wanneer iedereen zegt dat het een concept van gisteren was.
We zijn afgedwaald, maar dat is niet erg. Op een zijspoor ontdek je soms de beste dingen. Dankzij enkele van de vrienden die naar Gent verhuisd zijn heb ik een favoriet plekje herontdekt: de Beo markt. De wetenschap lijkt er nog niet volledig uit te zijn of bio kopen nu netto beter is of niet–minder opbrengst maar ook minder pesticiden, moeilijke discussie. Ik ga er dan ook vooral omdat het rustig winkelen is. Minder keuze, maar ruim voldoende aanbod. Quasi geen verpakkingen en schreeuwerige logo’s. Geen tactieken. Iemand heeft de keuze gemaakt om die dingen achterwege te laten en ik apprecieer dat. Door de week smeken er al genoeg dingen om mijn aandacht. En dat peertje, in het midden van al die andere peren, dat ziet er gewoon lekker uit.